De Rhesus factor

Tijdens een van de eerste afspraken bij de verloskundige of de gynaecoloog wordt je bloedgroep bepaald. Ook wordt hierbij gekeken naar de Rhesus factor. Hierin zijn 2 opties: je bent Rhesus D positief of je bent Rhesus D negatief. Ongeveer 84% van alle mensen is Rhesus D positief. De andere 16% is Rhesus D negatief. (Sanquin, s.a.a)

Wat is de Rhesus factor?
In ons lichaam zitten 25.000 miljard rode bloedcellen. (Wikipedia, 2016) Deze rode bloedcellen kunnen per persoon verschillend zijn. Zo benoemen we deze verschillen bijvoorbeeld met de bloedgroepen, maar ook met de Rhesus factor. Wanneer je Rhesus D positief bent, zit er een zogenaamde Rhesus D factor op je rode bloedcellen. Wanneer je Rhesus D negatief bent, zit er geen Rhesus D factor op je rode bloedcellen. (Erfelijkheid, s.a.)

De Rhesus factor is overdraagbaar. Als je als Rhesus negatieve zwangere met een Rhesus positieve man een kindje verwacht, kan jullie kindje Rhesus positief zijn, maar ook Rhesus negatief. Als je als Rhesus negatieve zwangere met een Rhesus negatieve man een kindje verwacht, verwachten jullie een Rhesus negatief kindje. (Erfelijkheid, s.a.)

Tijdens de zwangerschap

Als je als zwangere Rhesus negatief bent en je bent zwanger van een Rhesus positieve man en jullie kindje is ook Rhesus positief, kan dit een probleem opleveren tijdens de zwangerschap. Tijdens de zwangerschap kan er bloed van het kindje in de bloedsomloop van de moeder terecht komen. Aangezien de moeder geen Rhesus positieve cellen heeft, herkent haar lichaam deze niet en gaat ze antistoffen (Rhesus D antistoffen) aanmaken. Deze antistoffen breken de rode bloedcellen van het kindje af, waardoor deze (ernstige) bloedarmoede kan krijgen. (Sanquin, s.a.a; RIVM, s.a.)

De kans dat er tijdens jouw eerste zwangerschap bloed van het kindje in jouw bloedbaan terecht komt is klein. Dit gebeurt namelijk meestal pas tijdens de bevalling. De kans dat er problemen optreden tijdens een eerste zwangerschap zijn dan ook minimaal, maar bij een volgende zwangerschap is de kans groter. Tijdens de bevalling van je eerste (Rhesus D positieve) kindje is er dan wat Rhesus positief bloed van je kindje in jouw bloedbaan gekomen. Dit zorgt ervoor dat jouw lichaam antistoffen aan gaat maken. Jouw kindje is ondertussen geboren, dus die heeft hier geen last van. Bij een volgende zwangerschap gaat je lichaam allerlei antistoffen vervoeren naar het kindje om zijn/haar weerstand op te bouwen. Als je dan tijdens de vorige bevalling Rhesus D antistoffen hebt aangemaakt, zijn deze nog aanwezig en worden ook deze naar je 2e kindje vervoerd. Als ook dit kindje Rhesus D positief is, vallen de Rhesus D antistoffen het bloed van je kindje aan. De antistoffen zorgen dat de rode bloedcellen gaan samenklonteren en daarna worden afgebroken. Dit kan zorgen voor (ernstige) bloedarmoede bij je kindje. (Sanquin, s.a.a; RIVM, s.a.a)

De Rhesus ziekte
Wanneer jouw lichaam Rhesus D antistoffen hebben aangemaakt en deze antistoffen bij je kindje terecht komen, gaan deze er voor zorgen dat er bloed van het kindje wordt afgebroken. Jullie (ongeboren) kindje kan hierdoor heel ernstig ziek worden. Wanneer er bloed van het kindje wordt afgebroken, komen hierbij afbraakproducten vrij, een vorm daarvan is bilirubine. Bilirubine is geel, wat er voor zorgt dat het kindje zelf een gele kleur krijgt. Vrijwel elke pasgeborene ziet iets geel in de kraamweek door een overschot aan rode bloedcellen dat wordt afgebroken, maar een kindje waar extreem veel bloed wordt afgebroken door de Rhesus D antistoffen ziet extreem geel. Dit noemen we de Rhesus ziekte. Deze afbraakproducten moeten zo snel mogelijk uit het bloed van je kindje gehaald worden, zodat deze geen ernstige schade kunnen veroorzaken. Dit kan gebeuren door fototherapie, therapie doormiddel van UV licht, of in ernstige gevallen met een bloedtransfusie. (Sanquin, s.a.a)

Preventie
In Nederland wordt er sinds 2011 op 27 weken zwangerschap bloed afgenomen bij de Rhesus D negatieve moeder om te bepalen of je kindje Rhesus D positief of negatief is. Indien je kindje ook Rhesus D negatief is, hoeft er niks te gebeuren. Door dit nieuwe beleid hoeven er jaarlijks zo’n 11.000 minder Rhesus negatieve vrouwen een spuit te krijgen, aangezien hun kindje ook Rhesus negatief blijkt te zijn. (Sanquin, s.a.a) Wanneer je kindje Rhesus D positief is, willen we de vorming van antistoffen voorkomen en wordt er geadviseerd om 30 weken Anti-D toe te laten dienen. Anti-D is een injectie met anti Rhesus D antistoffen, die er voor zorgen dat je lichaam zelf geen antistoffen tegen het bloed van je kindje gaan aanmaken. De hoeveelheid Anti-D is zo klein dat het geen schade aan je kindje toebrengt, maar het is voldoende om gedurende korte tijd alle Rhesus D positieve cellen van het kindje in jouw bloed te verwijderen, zodat je zelf geen antistoffen gaat aanmaken. (RIVM, s.a.b.) Ook na de bevalling wordt er Anti-D toegediend. (Erfelijkheid, s.a.; Sanquin, s.a.a)

In België is het nog zo dat elke Rhesus D negatieve zwangere op 27 weken standaard Anti-D toegediend krijgt. Hier wordt niet bepaald in de zwangerschap of je kindje Rhesus D positief of Rhesus D negatief is. Pas na de bevalling wordt er wat bloed afgenomen uit de navelstreng om de Rhesus D factor van het kindje te bepalen. Dan wordt er gekeken of het nodig is om na de bevalling ook Anti-D toe te dienen.

Als je tijdens de zwangerschap in een situatie komt waarbij de kans op bloedcontact tussen jou en je kindje groter is, bijvoorbeeld: een uitwendige versie, een auto-ongeluk, een curettage, wordt er ook geadviseerd Anti-D toe te dienen. (NVOG, s.a.)

Waarom op 30 weken én na de bevalling Anti-D?
In het laatste deel van de zwangerschap is de kans iets groter dat er bloedcontact komt tussen jouw bloed en het Rhesus positieve bloed van je kindje en dat je als reactie hierop antistoffen aanmaakt. De kans is zo’n 1,5%. Indien er Anti-D wordt toegediend op 30 weken, verkleind deze kans naar 0,2%. (NVOG, 2009).

Anti-D wordt tevens na de bevalling nogmaals toegediend, aangezien Anti-D er maar voor korte tijd voor zorgt dat alle Rhesus positieve rode bloedcellen in jouw bloedbaan worden uitgeschakeld, voordat jouw lichaam erop reageert. Indien er geen Anti-D wordt toegediend is de kans dat je na de bevalling zelf antistoffen gaat aanmaken 14,7%. Indien er na de bevalling wel Anti-D wordt toegediend daalt de kans naar 1,6%. (NVOG, 2009).

Risico’s/nadelen van Anti-D
Er wordt heel makkelijk gedaan over het toedienen van Anti-D, maar zitten hier eigenlijk ook mogelijke risico’s of nadelen aan?

Bloedproduct
Anti-D wordt gemaakt door Rhesus-D-antistoffen te verkrijgen uit menselijk plasma. Dit plasma wordt verkregen via bloeddonors. Hoe goed deze donors ook nagekeken worden er is natuurlijk altijd een kleine kans dat er infecties worden overgedragen. Volgens onderzoek is de kans hierop wel extreem klein. (NVOG, 2009) In 1999 is er onderzoek gedaan naar de mogelijkheid dat er infectieziektes worden overgedragen door het doneren van plasmaproducten. Hierbij is er gekeken naar enkele grote maatschappijen met een licentie. In de 50 jaar dat zij onderzocht hebben is er in Amerika nooit HIV doorgegeven, bij 1 maatschappij is er in de afgelopen 40 jaar enkel 1 maal Hepatitis B doorgegeven en bij een andere maatschappij is er in de afgelopen 17 jaar 1 maal Hepatitis C doorgegeven. Dit is een onderzoek naar dus alle plasmaproducten, niet enkel naar Anti-D. (Tabor, 1999) Het is ook mogelijk dat er infecties worden doorgegeven die op dit moment nog niet bekend zijn en waar dus nog niet op gescreend kan worden. (Docplayer, s.a.)

Bijwerkingen (Docplayer, s.a.)
Zoals elk medicijn, kan ook Anti-D bijwerkingen veroorzaken.
– Koorts en rillingen
– Algehele malaise
– Hoofdpijn
– Huiduitslag, jeuk en roodheid.
Bovenstaande bijwerkingen komen heel gevarieerd voor bij 1 op de 100/1000 gebruiken.

Er zijn ook bijwerkingen die zeldzamer optreden (1 op de 1000/10.000):
– Misselijkheid en braken
– Lage bloeddruk
– Snelle hartslag
– Allergische reactie, waardoor ademhalingsmoeilijkheden kunnen optreden en tevens shock
– Zwelling en pijn op plaats van injectie

Thiomersal
Over Thiomersal is veel te doen geweest. Thiomersal is een conserveringsmiddel dat gebruikt wordt in vaccins om besmetting met micro-organismen te voorkomen. Thiomersal bestaat voor bijna de helft uit kwik. Ondertussen zijn er veel onderzoeken gedaan naar het mogelijke verband tussen kwik en neurologische ontwikkelingsstoornissen, zoals autisme. Tot op heden is er nog geen causaal verband aangetoond. (Moorer & Vermeer, 2009)

Ook in sommige anti-D middelen zou Thiomersal zijn toegevoegd. In een normale dosis anti-D (+/- 300 microgram actieve stof), waar Thiomersal bij gebruikt is, zou volgens de FDA, 0,003% Thiomersal zitten. (FDA, 2009)

In de meest gangbare merken anti-D in Nederland wordt geen Thiomersal gebruikt, bijvoorbeeld in RheDQuin. (Sanquin, s.a.b; CBG, s.a.) Hoewel er dus tot op heden geen causaal verband is aangetoond tussen Thiomersal en mogelijke neurologische stoornissen, kun je in Nederland gebruik maken van anti-D zonder Thiomersal.

Conclusie
Anti-D wordt geadviseerd toe te dienen om tijdens je volgende zwangerschap minder kans te hebben op complicaties.

jakobking85 @Pixabay.jpg
Bron: JacobKing85@Pixabay

Bronnen
CBG (s.a.)
Gevonden op het internet op 20 oktober 2016 via http://db.cbg-meb.nl/ords/f?p=111:3:0:ATC:NO::P0_DOMAIN,P0_LANG,P3_RVG1:H,NL,16929

Erfelijkheid (s.a.)
Gevonden op het internet op 19 oktober 2016 via http://www.erfelijkheid.nl/erfelijkheid/rhesusfactor

FDA (2009)
Gevonden op het internet op 19 oktober 2016 via http://www.fda.gov/BiologicsBloodVaccines/SafetyAvailability/BloodSafety/ucm095529.htm

Moorer, N., & Vermeer, P.E. (2009) Thiomersal in vaccins. Gevonden op het internet op 20 oktober 2016 via http://www.rivm.nl/dsresource?objectid=rivmp:200399&type=org&disposition=inline&ns_nc=1

NVOG (s.a.)
Gevonden op het internet op 19 oktober 2016 via https://www.google.nl/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=1&cad=rja&uact=8&ved=0ahUKEwjvzKqZj-fPAhUC2hoKHRHODxwQFggcMAA&url=http%3A%2F%2Fnvog-documenten.nl%2Fuploaded%2Fdocs%2FERYTROCYTENIMMUNISATIE%2520EN%2520ZWANGERSCHAP%25202.1%2520%2FFV%2520Richtlijn%25202011%2520Tabel%25201.%2520Indicaties%2520voor%2520toediening%2520van%2520anti%2520Dcorrmvp.pdf&usg=AFQjCNENEuSD9f9FVjhBeyQzS_GCg6Ik_A&sig2=bsSU7cPv3KtsBU0lG6t4uA
NVOG (2009)
Gevonden op het internet op 19 oktober 2016 via http://nvog-documenten.nl/index.php?pagina=/richtlijn/item/pagina.php&id=27769&richtlijn_id=890

RIVM (s.a.a.)
Gevonden op het internet op 19 oktober 2016 via http://www.rivm.nl/Onderwerpen/B/Bloedonderzoek_zwangeren/Welke_aandoeningen/Antistoffen_tegen_bloedgroepen
RIVM (s.a.b.)
Gevonden op het internet op 19 oktober 2016 via http://www.rivm.nl/Onderwerpen/B/Bloedonderzoek_zwangeren/Voor_professionals/Veelgestelde_vragen#hemolyse

Docplayer (s.a.)
Bijsluiter: gevonden op het internet op 20 oktober 2016 via http://bijsluiters.fagg-afmps.be/DownloadLeafletServlet?id=134890

Sanquin (s.a.a)
Gevonden op het internet op 19 oktober 2016 via http://www.sanquin.nl/bloed-geven/over-bloed/rhesusfactor/

Sanquin (s.a.b)
Gevonden op het internet op 20 oktober 2016 via http://www.sanquin.nl/repository/documenten/nl/product-dienst/plasmaproducten/bijsluiters/192166/RheDQuin_SPC.pdf
Tabor E. (1999). The epidemiology of virus transmission bij plasma devirates: clinical studies verifying lack of transmission of hepatitis B and C viruses and HIV type 1. Transfusion, 39, 1160-8.
Wikipedia (2016)
Gevonden op het internet op 19 oktober 2016 via https://nl.wikipedia.org/wiki/Rode_bloedcel